In de aanloop naar het vaststellen van het beleid zijn de Statenleden actief betrokken. Eerder schreef Statenlid Erna Kotkamp al een stuk over waar kansen liggen bij deze nieuwe wet. Deze kansen zijn onder andere op aandringen van GroenLinks goed opgepakt.
Handhaving
Zo wordt op het gebied van handhaving extra geïnvesteerd, met name als het gaat om de handhaving van overtredingen van de voorheen Flora- en faunawet. Voorheen werd dit gedaan door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) maar ligt nu bij de provincie (in Utrecht via de RUD en ODRU). In het beleidskader is al aangegeven dat de provincie hier veel strakker op zal handhaven dan RVO ooit gedaan heeft en hier is ook extra capaciteit voor beschikbaar.
Een punt van aandacht blijft de samenwerking met gemeenten hierbij. In reactie op vragen van GroenLinks hierover heeft gedeputeerde Krol aangegeven dat dit op korte termijn zou worden opgepakt. Inmiddels heeft er dan ook al een bijeenkomst met alle gemeenten hierover plaatsgevonden.
Schadebestrijding en jacht
Wat betreft schadebestrijding en jacht lagen hier kansen voor het verbeteren van de bescherming van soorten waar zonder ontheffing op gejaagd mag worden (de vrij bejaagbare soorten). In dezelfde vergadering werd ook het Burgerinitiatief hierover behandeld en bleek al dat deze kans helaas niet werd opgepakt. Er mag nog steeds zonder restrictie op de vrij bejaagbare soorten gejaagd worden. Wel zal het door de verplichting tot betere registratie meer inzichtelijk worden wat waar wordt geschoten en welk effect dit heeft op de populatie.
Faunabeheer Eenheid
Elk jaar moet een Faunabeheer plan opgesteld worden door de Faunabeheer Eenheid (FBE). Dit is een onafhankelijke stichting die voor de provincie dit plan opstelt voor schadebestrijding en het werk van de Wildbeheer Eenheden (WBE) coördineert en controleert. Voorheen was de stichting vrij om te kiezen wie zitting nam in het bestuur en waren dit met name terreineigenaren, agrariërs en jagers. Bij de nieuwe wet moeten ook zetels beschikbaar zijn voor ‘maatschappelijke relevante organisaties’. De voorzitter van de FBE bepaalt uiteindelijk wie dit zullen zijn.
In een eerdere bijeenkomst had de voorzitter al aangegeven dat organisaties die principieel tegen de jacht zijn in principe geen zitting kunnen nemen in het FBE bestuur, zoals bijvoorbeeld de Dierenbescherming. De provincie was het hier in eerste instantie mee eens. Echter door een aangenomen amendement van GroenLinks is dit aangepast en kunnen nu ook dit soort organisaties zitting nemen in het FBE bestuur. De verwachting is dat hierdoor bij het opstellen van het faunabeheerplan veel kritischer omgegaan zal worden bij voornemens tot afschot bij schade.
Invasieve soorten
Een punt van zorg dat GroenLinks nog heeft is de trage totstandkoming van de lijst met zogenaamde invasieve soorten (met name plantsoorten). Deze invasieve soorten zijn uitheemse soorten die aantoonbaar schade toebrengen aan inheemse soorten. Een voorbeeld hiervan is de Japanse Duizendknoop. Deze lijst met invasieve soorten moet door de landelijke overheid worden vastgesteld op basis waarvan de provincie aan de slag moet. Deze is echter nog steeds niet vastgesteld en de gedeputeerde had al in een eerdere vergadering aangegeven hier dan ook nog geen actie op te ondernemen. Echter, in sommige gevallen is het van belang dat er nu actie wordt ondernomen en de provincie hier alvast de regie op neemt. Met te lang wachten zal het probleem namelijk alleen maar groter worden en dat kan naast natuurschade ook extra kosten tot gevolg hebben. Gelukkig werd een motie van GroenLinks aangenomen waarin het college werd opgeroepen om nu al tot actie over te gaan.
Nog werk te doen
Naast deze onderwerpen kwam ook het nieuw in te stellen biodiversiteitsoverleg aan de orde, werd aandacht gevraagd voor zorgvuldige vaststelling van de lijst met icoonsoorten op basis waarvan bepaalde bescherming wordt geboden en werd gevraagd om als provincie de verantwoordelijkheid te nemen voor vervoer en opvang van gewonde in het wild levende dieren. Hiervoor zal de komende tijd gewerkt worden aan concrete voorstellen die aan Provinciale Staten kunnen worden voorgelegd.