De nieuwe Wet Natuurbescherming zal op 1 januari 2017 ingaan. Deze wet vervangt drie wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet. Met het ingaan van deze wet zullen er ook een aantal verantwoordelijkheden en taken van de landelijke overheid naar de provincie verschuiven. Erna Kotkamp kijkt naar kansen en risico’s.
Binnen GroenLinks zijn de meningen verdeeld over de voor- en nadelen van de nieuwe Wet Natuurbescherming (WNb), maar uiteindelijk stemde zowel de Tweede als Eerste Kamer fractie in met de wet. Dit omdat de intrinsieke waarde van de natuur het uitgangspunt is dat nu wordt verankerd in de wet. Daarnaast wordt ook actieve bescherming van soorten en bescherming van landschappen op wettelijk niveau geregeld.
Beleidsarm
Verschil in opvatting over de effectiviteit van de wet zit hem vooral in de kansen en risico’s die deze nieuwe wet creëert. Op het gebied van de jacht is de wet in de ogen van de meeste GroenLinksers een verslechtering, op het gebied van vergunning en handhaving krijgen provincies juist meer ruimte voor eigen beleid. Eigen beleid dat meer bescherming voor flora en fauna kan opleveren, maar ook de verschillen tussen de provincies kan vergroten. En daar is uiteindelijk de natuur niet mee geholpen.
In de provincie Utrecht loopt deze discussie uiteraard ook. Daarbij is de insteek van de provincie momenteel vooral deze wet zo ‘beleidsarm’ mogelijk te implementeren. Dit betekent dat het huidige beleid niet zal wijzigen en alleen een vertaling wordt gemaakt van dit beleid in de nieuwe wet. Dit zal op sommige vlakken echter lastig worden, omdat er nieuwe verantwoordelijkheden en taken bijkomen waar nog geen provinciaal beleid voor geformuleerd is.
Handhaving
Een belangrijke verschuiving en kans hierin is toezicht en handhaving. Momenteel wordt handhaving op de Flora- en faunawet door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland gedaan (RVO, voorheen AID). Na 1 januari 2017 zal dit bij de provincie liggen, die dat werk via de uitvoeringsdiensten zal gaan doen (in Utrecht de RUD en ODRU).
Dit betekent dat er door de provincie nieuw beleid moet worden geformuleerd over prioriteiten als het gaat om toezicht en handhaving. Maar het betekent ook dat handhavingsverzoeken gedaan worden bij een instantie die dichter bij de inwoners staat. Hier ligt duidelijk een kans. Waar de RVO in het verleden veel verzoeken tot handhaving liet liggen (bijvoorbeeld overtredingen van de Flora en Faunawet bij festivals bij natuurgebieden, maar bijvoorbeeld ook overtredingen bij werkzaamheden in de openbare ruimte) zal het lastiger worden dit op provinciaal niveau te doen. Bij het niet honoreren van een handhavingsverzoek is de verwachting dat de weg naar gemeentelijke en provinciale politici korter is dan naar de landelijke politici.
Dus de hoop van GroenLinks is dan ook dat wij veel vaker te horen krijgen waar het misgaat en dat we hier provinciaal dan ook daadwerkelijk wat aan kunnen doen.
Beheer
Een andere kans is de nieuwe samenstelling van de Fauna Beheer Eenheid (FBE). Dit is de stichting die verantwoordelijk is voor de uitvoering van beheer en schadebestrijding (jacht). In Utrecht wordt deze bestuurd door vertegenwoordigers van de Federatie Particulier Grondbezit, de Koninklijke Nederlandse Jagersvereniging (KNJV), LTO Noord en drie terreinbeherende organisaties (het Utrechts Landschap, Staatsbosbeheer en Vereniging Natuurmonumenten).
De nieuwe wet verplicht echter dat ook ‘relevante maatschappelijke organisaties’ hier een zetel in moeten krijgen. Dit betekent dat bijvoorbeeld de Dierenbescherming en/of Faunabescherming hier een plek in kunnen krijgen, waarmee de aanpak en uitvoer van beheer en schadebestrijding door een meer diverse groep wordt vastgesteld. Het lastige hierin is echter wel weer dat dit voor alle twaalf provincies geldt en de Dierenbescherming al heeft aangegeven dat ze nog niet weten of ze genoeg mensen hebben die zitting kunnen nemen in alle provinciale FBE’s.
Omgevingswet
Behalve deze twee kansen zijn er uiteraard nog andere kansen en risico’s die deze nieuwe wet met zich meebrengt. Eén daarvan is het aanhaken van de nieuwe omgevingswet die waarschijnlijk in 2019 in zal gaan. Hierin was het in eerste instantie de bedoeling dat ontheffingen op de WNb automatisch binnen de omgevingswet opgenomen zouden worden en dit actief getoetst zou worden (dus bijvoorbeeld dat bij een vergunningsaanvraag voor uitbreiding van een agrarisch bedrijf ook vanuit de provincie actief gekeken wordt of er een in het kader van de WNb ook ontheffingen nodig zijn). Momenteel wordt deze controle bij de aanvrager zelf gelegd. Dat heeft in het verleden de nodige problemen veroorzaakt, omdat die dit –in het beste geval- niet door heeft of dit - in het slechtste geval- bewust niet doet. In de nieuwe Omgevingswet wordt deze zogenaamde aanhaakplicht opnieuw niet gemaakt. Hierdoor is het vaak pas achteraf mogelijk hier wat aan te doen maar het kwaad voor de natuur is dan al geschied. Ook hier zal een belangrijke rol voor toezicht en handhaving zijn weggelegd met de kansen die daar weer liggen.
Erna Kotkamp