Op 20 maart zijn de Provinciale Statenverkiezingen. In deze serie gaan wij in gesprek met onze kandidaten: wie zijn het, waardoor worden ze gedreven en welke onderwerpen vinden ze belangrijk? Voor dit artikel spraken we met Ali Karataş en Suzanne Vrielink over inclusie en hoe je daar invulling aan geeft. Maar eerst een korte introductie van beide kandidaten.
Ali, nummer 3 op de lijst, is 37 jaar oud en woont in Utrecht, waar hij eerst in Kanaleneiland en vervolgens in Lunetten heeft gewoond. Als kind heeft hij drie jaar in Turkije, het geboorteland van zijn ouders, gewoond. Nu wil hij zijn gemixte achtergrond gebruiken om een brug te slaan tussen verschillende groepen in de samenleving. Dit doet hij ook nu al in zijn werk bij Platform31. Daar houdt hij zich bezig met vraagstukken over wonen, wijken en integratie.
Suzanne, nummer 4 op de lijst, heeft geen Turkse ouders, maar doet wel een poging zichzelf in het Turks voor te stellen: “Ben Suzanne, yirmi sekiz yaşındayım”, oftewel: Ik ben Suzanne, ik ben 28 jaar oud. Ze woont sinds drie jaar in Amersfoort en is opgegroeid in Twente, waar ze al vroeg leerde omgaan met mensen uit verschillende culturen en religies. Daar ervaarde ze hoe oneerlijk het voelt als mensen ongelijk behandeld worden. Gelijkwaardigheid is dan ook één van haar speerpunten. Dit betekent voor haar “ook hoe we met de natuur en hoe we met dieren omgaan.”
In het gesprek spraken we over inclusie en discriminatie. Het valt Ali en Suzanne op dat mensen nog zoekende zijn naar wat het betekent om inclusief en open-minded te zijn. “Veel mensen doen open-minded, terwijl het eigenlijk iets is wat je voelt, wat je uitstraalt”, vertelt Suzanne. Ali vult aan: “We zeggen ‘we zijn een inclusieve provincie, een inclusieve stad. Iedereen doet mee’”. “Dat zijn heel veel woorden”, onderbreekt Suzanne hem. “Inderdaad. Maar hoe geef je daar invulling aan? Ik heb het idee dat het begint met een bepaalde houding. Hoe je je opstelt tegen die andere geluiden”, vervolgt Ali zijn verhaal.
Zowel Suzanne en Ali zijn alle langere tijd bezig met deze thema’s. Suzanne vertelt dat ze als kind niet begreep waarom sommige kinderen anders behandeld werden: “Het voelde heel ongemakkelijk dat zij mij niet uitscholden omdat ik blond was. Ik had nooit door dat anderen die verschillen zo zagen”. Ali vertelt dat ook hij in aanraking komt met discriminatie: “Het is niet die expliciete vorm waar ik moeite mee heb, het zijn de subtiele vormen van uitsluiting. Bijvoorbeeld dat het heel lastig is voor iemand met een migratie achtergrond om zich aan te passen aan de dominante cultuur.”
Discriminatie gaat niet alleen over cultuur en nationaliteitsverschillen. Suzanne merkte dat zij als jonge meid tussen oudere mannen anders behandeld werd: “Het ene deel dacht: ‘Laat dat schattige blonde meisje maar.’ Het andere deel nam het juist heel erg voor mij op.” Al is het goed bedoeld, proberen te laten merken dat je inclusief wilt zijn, wordt niet altijd gewaardeerd: “Mensen denken dat ze voor jou moeten praten om je geaccepteerd te laten voelen in een groep. Maar ik dacht: ‘Ik kan zelf ook wel praten’”.
Ook in de politiek worden deze thema’s behandeld. Er wordt vaak gesproken over segregatie en een gesegregeerde samenleving, maar welke rol speelt de politiek hier zelf in? “Mensen kunnen het heel goed met elkaar vinden in de buurten en wijken, hoe gemixter, hoe beter”, zegt Ali. “De politieke leiders van bovenaf komen met bepaalde uitspraken over bepaalde bevolkingsgroepen, ook op tv. Mensen krijgen die geluiden mee waardoor vooroordelen worden aangedikt en versterkt”. Voor de buurman met wie je leuke gesprekken kunt voeren, gelden die vooroordelen dan weer niet. Het is net als “de boze witte mannen die dan de Marokkaanse buurman wel oké vinden”, vult Suzanne aan. “Ergens diep van binnen zien we die verschillen niet.”
Het is volgens Ali de “verantwoordelijkheid van volksvertegenwoordigers dat je het volk vertegenwoordigt. Niet dat je mensen en groepen tegen elkaar op probeert te zetten, want dat is wat er gebeurt.” Als politicus moet je juist “de verschillende groepen in de samenleving bij elkaar houden. Een luisterend oor zijn is hierin de eerste stap”. Suzanne beaamt dit: “Luisteren is belangrijk. Niet een ‘ik heb de waarheid in pacht’-houding. Dat kunnen we als GroenLinks soms wel hebben.” We moeten “het gesprek aangaan en luisteren en proberen de verbinding te zoeken vanuit de linkse idealen”, aldus Ali.
Dat is de eerste stap: het gesprek aangaan en je bewust worden over je vooroordelen. “Iedereen heeft vooroordelen, ook wij”, zegt Suzanne. “Wij zijn geen saints”, vult Ali aan. “Iedereen heeft onderhuids vooroordelen, en iedereen discrimineert onderhuids. De eerste stap is om het gesprek aan te gaan. We moeten het bespreekbaar maken. En dat geldt ook voor het groener en milieubewuster maken van mensen.”