Voorzitter,
De laatste maanden heeft het college van GS besteed aan het overleggen met colleges van B&W. Een initiatief dat in de wandelgangen ‘College on Tour’ is gaan heten. Iets dat tot de verbeelding spreekt omdat we allemaal wel eens met een groep in de bus gezeten hebben op weg naar iets leuks. Je ziet bij wijze van spreken de zwartglimmende touringcar over de provinciale weg naar de volgende ontmoeting rijden. Ik zag een foto van de bus op de provinciale website. Een gezelschap van gedeputeerden en medewerkers op weg naar het volgende gemeentehuis. De Commissaris zit voorin, want hij moet ook als eerste uitstappen. En de Algemeen Directeur zit achterin, met wat klapstoeltjes bij de hand voor als de gemeente niet genoeg stoelen zou hebben.
De gesprekken waren goed en leidden in alle gevallen tot afspraken en voornemens. Projecten die nader uitgewerkt konden worden of zelfs al gereed waren voor uitvoering. Prachtig. Over vragen als ‘wat als de gemeenteraad iets anders wil’ of ’zullen Provinciale Staten hiermee wel instemmen’ lezen we niets, maar ik vermoed dat het antwoord krachtig en duidelijk was. Iets in de sfeer van: ‘wie kan er nu tegen een plan zijn dat uitgevoerd wordt’.
En na het gesprek weer fluks met z’n allen de zwart glimmende touringcar in, want er wachtte nog een gemeente en de rit was nog lang, want, zoals we weten, Utrecht is groter dan je denkt.
Voorzitter,
Ik wil met het College on Tour niet het beeld van een schoolreisje neerzetten, daarvoor is hetgeen wat wij vandaag moeten bespreken, te serieus. En mocht er al gezongen zijn, dan hoop ik dat dit ingetogen was want het genoegen is beperkt. De kritiek van GroenLinks op wat er voor ons ligt is samen te vatten in drie punten:
- de ongebreidelde groei van plannen en uitgaven,
- de problemen met de uitvoering waar we op kunnen wachten en
- de positie van Provinciale Staten.
1.
De groeiende omvang van uitgaven. Op 2 april jl. toen CDA, VVD en PvdA elkaar het jawoord gaven, ging men uit van een 150 mln. extra investeringen en beleid te financieren uit de reserve. Op 21 mei was dit gestegen tot 220 mln., en nu, weer een gespreksronde verder hebben we het al over 300 mln. En hadden we het vorig jaar nog over 150 mln. en een beperkt aantal grote projecten, nu hebben we het al over honderden projecten.
Steeds meer geld en steeds meer projecten. Dat kan alleen maar omdat dit college, deze coalitie niet goed kan kiezen en het geluk heeft dat er veel geld beschikbaar is.
2.
Het tweede punt van kritiek heeft betrekking op het feit dat er niets gezegd wordt over de uitvoering. Slechts een kleine passage op blz. 85 maakt er melding van het feit dat de organisatie een transformatie moet doorvoeren. Ik vrees dat dit een verhulling is van meer mensen inhuren. Ik hoor dit graag. Maar de uitvoering is wat ons grote zorgen baart en het college zeker grote zorgen zou moeten baren. Minimaal had er aandacht moeten worden gegeven aan hoe de uitvoering gemonitoord gaat worden, ik kom daar op terug.
3.
Ik weet niet wat het college verwacht van de bespreking vandaag, maar voor inhoud is vandaag eigenlijk geen ruimte. Ik verwijt het College dat de presentatie en de voorgestelde besluitvorming dusdanig is dat de inhoud amper aan bod kan komen. Men kan dan wel zeggen dat de bespreking over het collegeprogramma of concept-collegeprogramma, hierover lopen de meningen ook nog uiteen, zijn meegenomen, maar dit Uitvoeringsprogramma is veel inhoudelijk en wijkt in geld ook nog zo’n 20% af van dat Collegeprogramma.
Als ik me alleen tot een bespreking van de Samenwerkingsagenda zou beperken, dan heb ik per project 7 seconden spreektijd. Dus richt ik me eerst maar op wat nu de rol is van Provinciale Staten, waar beslissen we nu over? In de aanbiedingsbrief staat vrij nauwkeurig vermeld hoe het proces met de gemeenten is ingericht, men kondigt zelfs al een gezamenlijke ondertekening aan eind januari/begin februari. Ongetwijfeld geïnspireerd door het handtekeningenfestival bij het Urgentieprogramma Randstad. Maar over de rol van de Staten lezen we niets.
Voorzitter, afgelopen maandag waren de woordvoerders cultuur te gast bij de Utrechtse podiumkunsten. Een geslaagde avond zoals ook gedeputeerde Raven die er bij was, zal beamen. Eén van de inleiders haalde toen aan dat tot na de Tweede Wereldoorlog de Staten maar tweemaal per jaar vergaderden. Dit leverde enig gelach op, wat een herendemocratie, hoorde ik sommigen denken.
Maar, om het maar eens scherp te stellen, als wij dat wat Gedeputeerde Staten nu aan ons voorleggen overnemen, dan kunnen wij onze vergaderfrequentie stevig naar beneden schroeven. Misschien niet meer naar tweemaal per jaar met een voorjaarsvergadering en een najaarsvergadering zoals de gewoonte was sinds begin 19e eeuw, maar voor de komende periode wordt het een stuk rustiger, alle tijd voor werkbezoeken zal ik maar zeggen.
Waar besluiten wij nu toe? Dit geldt voor het Uitvoeringsprogramma met tientallen programma’s en dit geldt voor de Samenwerkingsagenda met ruim 200 projecten waarvan 90 % nog moet worden uitgewerkt. Wat is nu nog de rol van Provinciale Staten hierbij? Blijven wij de baas over wat er gebeurt? Wanneer kaderstelling, wanneer controle? En dat wat betreft het grootste programma dat de provincie in de laatste vijftig jaar heeft opgezet, de periode dus waarin men meer dan tweemaal per jaar vergaderde (400 mln.).
Om deze redenen wil ik twee amendementen indienen die ten doel hebben om te voorkomen dat de rol van Provinciale Staten zich in de komende jaren zal beperken tot het lezen van de reisverslagen van het College on Tour. Ik lees het dictum voor:
a- Amendement kaderstelling
b- Amendement Samenwerkingsagenda
Voorzitter, en dan die ‘extra impuls’, alsof er niet al sprake was van een extra impuls van 220 mln. Terwijl de Algemeen Directeur in de krant de loftrompet stak over de continuïteit bij het beleid van het college van Gedeputeerde Staten, haalt de 9e opeenvolgende versie van deze coalitie op een achternamiddag nog eens 65 mln. uit de provinciale reserves.
Voorzitter, april 2006 is er een analyse gemaakt van de mogelijk benutting van de provinciale reserves voor grote maatschappelijke investeringen. De notitie ‘Aan te wenden vermogen’ (2006BEM33). Hierin werd uiteengezet dat het verantwoord was om uit ‘reserve dekking provinciaal structuurfonds’ groot 310 mln., zo’n 150 mln. te halen, maar meer niet! Meer zou niet verantwoord zijn want meer “zou de strategische positie van de provincie (echter) schaden (..)”
Maar op blz. 82 is er zonder toelichting meer uit de reserves gehaald. Ongeveer de helft van wat nog resteerde in het Provinciaal StructuurFonds. En –ik bespaar u de berekening- dat is al met al 80% van de beschikbare reserve.
Wie kwam nu met dit voorstel? Toch niet het CDA vermoed ik, want collega Doornebal stelde op 21 mei, toen wij spraken over het coalitieakkoord, dat “het degelijke financiële beleid van de vorige periode dient te worden voortgezet”.
En ook niet de PvdA, want in het verkiezingsprogramma werd een investeringsimpuls van 150 mln. bepleit, maar niet meer. “De PvdA wil de provinciale reserves in de komende Statenperiode niet verder aantasten (..). Geen potverteren dus.” (blz. 15).
Het moet dus de VVD geweest zijn die de extra impuls heeft voorgesteld, was mijn eerste reactie, maar toen ik de tabel op blz. 83 wat nauwkeuriger bekeek, zag ik dat het overgrootte deel van deze extra impuls gaat naar de portefeuilles van de heren De Wilde en Krol en mw. Raven. Tja.
Voorzitter, GroenLinks vind de doelen van de extra impuls uitstekend. Het is eigenlijk niet te begrijpen dat deze niet al in het collegeprogramma stonden. Uitstekend. Maar we vinden niet dat deze 65 mln. zomaar uit de reserves gehaald kunnen worden zonder dat er een gedegen analyse gemaakt is van de ontwikkeling van de provinciale reserves en de gewenste omvang. Pas daarna is wat ons betreft een dergelijk besluit bespreekbaar. In het Uitvoeringsplan wordt het omgekeerde voorgesteld, eerst besluiten en dan onderzoeken want er is toch geld genoeg. Dat vindt GroenLinks de verkeerde gang en om die reden dien ik een amendement in:
c- amendement 65 mln.
Voorzitter, vorige week was ik aanwezig bij een vergadering van de subcommissie voor de jaarrekening onder voorzitterschap van collega Buiting waar onder andere gesproken is over een verbeterende opzet van de P&C cyclus en het monitoren van beleidsuitvoering. Een bemoedigende sessie, het komt nog allemaal naar de Staten toe, maar dan gaat het over reguliere zaken en per programmalijn. Waar het mij omgaat is dat de Staten met een helikopterview de realisatie kunnen volgen opdat als dat nodig mocht zijn, er bijgesteld kan worden, opgejut etc.
Het huidige instrumentarium is daarvoor onvoldoende. Ik heb de wijze waarop de projecten 2010 gemonitoord werden in de laatste jaren, een goede gevonden. In ieder geval zou mi. tweemaal per jaar een overzicht gegeven moeten kunnen worden van de voortgang van de uitvoering op basis waarvan de Staten integraal van gedachten kunnen wisselen over de voortgang en evt. tot aanvullende acties kunnen komen.
Op 24 september heb ik dit ook al naar voren gebracht en de reactie van de gedeputeerde was hier positief op. De mate van detaillering was haar vraag, maar aangezien er in de ons voorliggende stukken geheel niets van terug te vinden is dien ik hiertoe een amendement in:
d- amendement monitoring.
Voorzitter. De kritiek van GroenLinks richt zich op:
- het royaal putten op de provinciale reserves,
- op de gebrekkige aandacht aan de uitvoering en de
- veronachtzaamde rol van Provinciale Staten.
GroenLinks zou hier toch op een andere manier mee omgegaan zijn: de reguliere beleidsruimte besteden aan de diverse concrete projecten (ongeveer 120 mln.), en de helft van de reserves inzetten voor grote projecten die door hun omvang het verschil maken. GroenLinks denkt dan aan De Ecologische Hoofd Structuur, Groen om de Steden, Soesterberg, Nieuwe Economie.
Voorzitter, het idee van een Samenwerkingsagenda spreekt ons aan. Een goed concept, maar dan had een dergelijke agenda niet beperkt moeten zijn tot gemeenten en had de kwaliteit echt beter moeten zijn.
1. Het is echt jammer dat de agenda beperkt is tot gemeenten. Er zijn meer partners, denk aan de natuurorganisaties, aan Kamer van Koophandel, aan het onderwijsveld of aan woningbouwcoöperaties. Door de keuze te beperken tot gemeenten lijkt de provincie te kiezen voor de positie van supergemeente, en maakt zich dus kwetsbaar als een overheid die zich vooral op andere overheden richt. Andere partners zullen vermoeden dat gemeentelijke projecten een voorrangspositie hebben gekregen. Ik hoor graag van het college hoe men de relatie met andere partners ziet.
2. Kritiek hebben wij ook op de de toepassing van de criteria. Het zou geen subsidie-instrument zijn, maar op tal van plekken krijg je dat idee weldegelijk. Bijvoorbeeld bij IJsselstein 3: “Overleg over de rol van de provincie bij het ontstane tekort van de herontwikkeling van Koningshof Schuttersgracht”.
3.
Maar ook de teksten van de projecten zelf zijn onhelder. Nergens lezen we dat de IJsbaan bij Amersfoort 17 mln. gaat kosten en wat te denken van Woerden 6 (blz. 80): wat moeten we nu verstaan onder “de ontwikkeling van spierkrachttoerisme”? Een project dat bovendien nog gerekend wordt tot “Wij zorgen voor een vitaal platteland en een toegankelijk landelijk gebied” terwijl ik, voor zover ik me iets kan voorstellen bij spierkrachttoerisme, eerder denk aan sport. De conclusie is wellicht dat toeristen met spades gewapend het land opgaan om dit om te spitten, een campagne onder de titel:
‘kom een dag wroeten in Woerden’.
Voorzitter, het moge duidelijk zijn dat het goed is als PS zich nog niet verbind met deze projecten en eerst de uitwerking afwacht. Laat ik nog een paar voorbeelden geven:
1. Woerden 5 (blz. 80). Wat daar staat over het voornemen tot het bouwen van 26.000 woningen is strijdig met het provinciaal beleid. Van dit soort losse flodders houden wij niet erg. Graag hoor ik dit gecorrigeerd door het college.
2. Dan zijn er een paar van die wat merkwaardig aandoende formuleringen die ik graag verhelderd heb. Veenendaal 3 (blz. 73) is bij ons niet goed overgekomen. Onder de titel “Eenzaamheidsproblematiek” wordt gemeld dat er in toenemende mate ouderen zijn in Veenendaal die buiten een “geloofszuil” vallen en zo geen “natuurlijke” inbedding hebben in de Veenendaalse samenleving. “Zij zoeken veelal aandacht door extra aanspraak te maken op gezondheidsvoorzieningen.” Dit had een wat meer kiese formulering mogen hebben, wat er nu staat is te lezen als dat het kennelijk zo is dat als je geen geloof hebt, je je huisarts maar gaat vervelen. Het zal niet de bedoeling geweest zijn, maar het staat er. Ook de geboden oplossing hiervoor getuigt niet van veel respect: een “speeltuin’ met activiteiten voor (eenzame) ouderen.”
Ik hoor graag de mening van GS in deze.
3. Een paar projecten in Oudewater gericht op het uitplaatsen van hinderlijke bedrijven. Zolang de provincie zich er niet goed van vergewist heeft wat er lokaal aan discussies gaande is rond dergelijke plannen, is het niet verstandig hier uitspraken over te doen. Al te gauw wordt de provincie dan partij in een lokale, politieke kwestie.
Voorzitter,
Ik kom tot een afronding. Het meeste moest onbesproken blijven omdat 180 blz. voorstellen niet in een dag afgehamerd kunnen worden. Het Uitvoeringsprogramma zelf bevat tal van zaken waar we het mee eens kunnen zijn, maar ook zaken die we missen. Om die reden zouden wij twee onderwerpen hier willen inbrengen:
1. Utrecht heeft veel gedaan voor het bevorderen van het fietsverkeer. Wij vinden dat dit doorgezet moet worden en wel in de vorm van een actieplan voor het versterken van het woon-werkverkeer als onderdeel van de programma-lijn ‘Bereikbaarheid binnensteden/Transferia/OV-knooppunten.
Wij hebben hiertoe een amendement gereed, maar ik hoor graag eerst de gedeputeerde op dit punt.
(e- amendement fiets)
2. GroenLinks stelt een internationale oriëntatie altijd sterk op prijs en vindt ook dat de provincie Europe proof moet zijn. Niet alleen door de regelingen dat te laten zijn, maar ook de beleidshorizon. Een meer Europese oriëntatie. In dit kader willen wij een specifiek punt introduceren, nl. het zoeken van een samenwerkingsrelatie met een regio in de Republiek Turkije. Turkije waar mee onderhandelt wordt over toetreding tot de EU. Turkije, toch vaak de deur naar de Arabische wereld en Turkije als land waar veel Utrechtse inwoners een band mee hebben.
f- Ik dien hiertoe een motie in.
Dank u.