Wat de Partij voor de Dieren niet lukte, kreeg GroenLinks wel voor elkaar: jacht en afschot van 'schadelijke dieren' mag in de provincie Utrecht alleen nog als er geen alternatieven meer voorhanden zijn.
Gedeputeerde Staten van Utrecht hebben tijdens het debat over de provinciale beleidsnota Flora- en Faunawet een breed gesteunde motie van GroenLinks overgenomen om voorrang te geven aan alternatieven voor jacht en afschot van dieren als vorm van bestrijding voor schade en overlast. Het gaat dan bijvoorbeeld om boerenganzen, reeën, wilde katten en duiven.
GroenLinks woordvoerder Jos Kloppenborg vindt het vooral belangrijk dat de provincie nu meer werk moet maken van de eigenlijke bedoeling van de Flora- en Faunawet: het beschermen van alle in het wild levende dieren. “De beleidsnota leek oppervlakkig gezien meer een catalogus van af te schieten dieren. Terwijl de bedoeling van de wet is om het doden van dieren te voorkomen! Er zijn allerlei voorstellen voor alternatieven voor het doden van dieren, maar die zijn soms totaal niet effectief. Zo leren vogels al snel dat als ze een vogelverschrikker zien, er vast wel iets te halen zal zijn. Maar wanneer je een veld met klaver inzaait komen ganzen daarheen in plaats van het weiland van de boer op te vreten en met uitwerpselen te overdekken.”
Met de motie wil GroenLinks bereiken dat de provincie ervoor zorgt dat eerst methoden die wél werken worden benut vóór vergunningen of ontheffingen voor afschot van bijvoorbeeld ganzen, reeën of nadere dieren worden afgegeven.
In de ook door PvdA, SP, ChristenUnie, D66 en de Partij voor de Dieren ondertekende motie spreken de Staten uit dat het doden van dieren slechts in allerlaatste instantie een middel is ter bestrijding van overlast van dieren, en dat de provincie Utrecht actief wil bijdragen aan de ontwikkeling van effectieve niet-dodelijke middelen om schade en overlast door dieren te voorkomen.
Het College van GS neemt verder het verzoek over om met andere provincies en het Faunafonds een actief beleid te voeren om alternatieve methoden van schadebeperking verder te ontwikkelen en te onderzoeken.