In de media, ook de sociale, hebben we veel kunnen lezen over de verbreding van de A27 en de Bak bij Amelisweerd. Niet altijd wordt daarin het standpunt van GroenLinks in de provincie Utrecht juist weergegeven. GroenLinks is altijd tegen verbreding van 'De Bak' geweest en zal dat ook blijven. Hieronder is onze bijdrage en de discussie te lezen van de Statenvergadering van 8 oktober waarin het onderwerp aan bod kwam.

 

De heer FASTL (GL): Mijnheer de Voorzitter! Ook bij de fractie van GroenLinks is er een beetje verwarring gerezen over wat de waarheid is. De waarheid wordt vandaag namelijk wel op heel veel manieren belicht in deze zaal. Daarom heb ik ook maar eens gebladerd in onze oude bijdragen: hoe zijn wij hier nu ook alweer gekomen, waar staan wij ook alweer, hebben wij hier wel een besluitvormend moment? Dat hebben wij niet, maar dat heeft de gedeputeerde al uitgelegd. Onze vorige fractievoorzitter – zij heeft inmiddels een andere functie – besloot de vergadering in februari 2011 met een stemverklaring: "Wij stemmen in met het besluit, met de aantekening dat wij blij zijn met de tramverbinding die wordt gerealiseerd, maar dat wij het niet eens zijn met de wegverbreding van 2 x 7 of 2 x 6 rijbanen" – dat betekent dat wij maximaal 2 x 5 wilden – "en de verbreding van de bak bij Amelisweerd". Dat is het standpunt dat GroenLinks altijd gehad heeft en dat is ook het standpunt dat wij eigenlijk tot op de dag van vandaag hebben. Alleen, wij hebben tegelijkertijd te maken met een politieke realiteit. Die politieke realiteit hebben wij met alle politieke partijen in deze zaal zo gemaakt. De realiteit is dat in diezelfde vergadering van februari 2011 is goedgekeurd dat het bestuurlijk besluit tussen Rijk, provincie en stad werd gemaakt. Dat bestuurlijk besluit hield in een verbreding van de A27. Geheel tegen onze wens in, maar het is wel gebeurd. De gedeputeerde is dus op pad gestuurd met de opdracht te gaan werken aan een zo goed mogelijke uitvoering van het plan tot verbreding van de A27. Daaraan is voor ons nog een motie toegevoegd, die toentertijd door het CDA is ingediend, waarin werd gezegd: "Wij wensen wel bovenwettelijke maatregelen." Die wens van de bovenwettelijke maatregelen hebben wij teruggezien; dat is gelukt. Los van het feit dat er al € 60 miljoen beschikbaar was voor overkluizing, is daar dus € 15 miljoen bij gekomen. € 15 miljoen: je kunt er over twisten of het voldoende of te weinig is, maar het is de opdracht die de gedeputeerde heeft meegekregen en heeft uitgevoerd.

De heer DE VRIES (PvdA): Mijnheer de Voorzitter! Ik hoor wat de heer Fastl zegt. Soms zit je in een coalitie – dat deed de PvdA vroeger nog wel eens, her en der in het land – en soms kun je dan niet in dit soort gremia meer voluit zeggen wat je vindt, want je hebt afspraken gemaakt en daaraan moet je je houden, anders is het land onbestuurbaar. De fractie van GroenLinks had vorig jaar met haar stemverklaring een duidelijk punt: maximaal 2 x 5. Niet eens 2 x 6, laat staan 2 x 7. De heer Fastl zegt dat hij dat nog steeds vindt. De fractie van GroenLinks hoeft niet voor onze motie te stemmen, maar goed, er moet een signaal naar Den Haag voor aanstaande woensdag. Mag ik concluderen dat de fractie van GroenLinks het inhoudelijk wel eens is met onze motie?

De heer FASTL (GL): Mijnheer de Voorzitter! Onze visie op mobiliteit is bekend: die is erg constant geweest. Het is een andere visie dan de visie van de meeste andere partijen. Het is een combinatie van fietsen, openbaar vervoer en wegen. Het betekent dat je uitkomt op een minder grote verbreding van de weg. Het is ook nooit onze wens geweest om die verbreding te hebben, maar wij hebben een realiteit dat wij aan het eind van het proces zitten. De eerste fase hebben wij gehad, de MER (Milieu Effect Rapportage), de tweede fase hebben wij gehad en nu zitten wij aan het eind van het proces en worden geconfronteerd met een besluit. In Den Haag wordt er woensdag nog gekeken in hoeverre men het nog fijn vindt dat het besluit op deze manier wordt genomen. Dus Den Haag zal uiteindelijk beslissen of het doorgaat of niet. Het is ook de bevoegdheid van Den Haag. Het is niet onze wens geweest om die bak te verbreden. Dat zal ook nooit onze wens zijn.

De heer DE VRIES (PvdA): Mijnheer de Voorzitter! Ik vind het heel moedig dat de heer Fastl dit zegt. Ik zal GroenLinks op dit punt verder dan ook niet plagen. Wij nemen dit mee als een signaal naar Den Haag, dat ook GroenLinks van de provincie Utrecht niet buiten de bak wil.

De heer HOEFNAGELS (D66): Mijnheer de Voorzitter! Eigenlijk in reactie op wat de heer De Vries zei, heb ik een verzoek aan de heer Fastl. Wil hij nog een keer herhalen hoe het debat in 2011 afliep? Hij heeft heel duidelijk gezegd dat na dat debat in grote meerderheid is geconstateerd dat binnen de bak niet mogelijk was. Wil hij dat een keer herhalen? Dan weten wij wat het standpunt van de PvdA op dat moment was.

De heer FASTL (GL): Mijnheer de Voorzitter! Dat stukje tekst heb ik hier niet. Ik weet wel wat er gebeurd is. Er zijn twee partijen die een voorbehoud hebben gemaakt. Dat was de PvdD en dat waren wij. Alle andere partijen hebben ingestemd met het voorliggende plan.

De heer MEIJER (SP): Mijnheer de Voorzitter! Ik wil graag van de heer Fastl horen wat hij met zijn fractie heeft beoogd met het in het coalitieakkoord opnemen van de bepaling over het MMA. Wat heeft hij daarmee willen uitdrukken?

De heer FASTL (GL): Mijnheer de Voorzitter! Het MMA, zoals eerder naar voren is gekomen, is geen zelfstandige variant geweest. Die zat in de eerste fase. In de eerste fase zat de zelfstandige variant van het MMA. De 2 x 6 zat er tot het laatste moment ook in als variant. Mocht 2 x 7 bijvoorbeeld onbetaalbaar zijn of om een andere reden, dan werd het 2 x 6. Dan ga je kijken naar een inpassingsvariant, die zo vriendelijk mogelijk is. Er staat dat er zo min mogelijk bomen gekapt hoeven te worden, dat er zo min mogelijk mensen last van hebben. De heer Meijer begrijpt het wel.

De heer MEIJER (SP): Mijnheer de Voorzitter! Begrijp ik het goed dat volgens de lezing van de heer Fastl de bepaling in het coalitieakkoord niet betekende dat de oplossingen binnen de bak nog bespreekbaar waren?

De heer FASTL (GL): Mijnheer de Voorzitter! Dat klopt.

De heer MEIJER (SP): Mijnheer de Voorzitter! Heeft de heer Fastl het idee dat hij dat duidelijk gecommuniceerd heeft naar zijn kiezers en de mensen in Lunetten?

De heer FASTL (GL): Mijnheer de Voorzitter! Ik zat op dat moment even niet in de Staten en heb daarover helemaal niets gecommuniceerd.

De tussenstand. Ik heb al gezegd dat hierover woensdag wordt gesproken in de Tweede Kamer. Dat wordt een interessante dag, denk ik. Er is inderdaad een aantal partijen die in het verleden een ander standpunt hadden. Die partijen hebben zich nu geclusterd. Er zou wel eens een andere uitkomst kunnen zijn. Dat wachten wij rustig af. Wij weten in elk geval wat onze taak hier in de provincie is. Dat is eigenlijk: de processen bewaken. Dat doen wij hier. Voorzover wij weten is het proces bewandeld zoals het bewandeld is en valt de gedeputeerde hierin niets te verwijten.

Tot slot ook de stemverklaring van onze fractievoorzitter aan het eind van het debat.

De heer NUGTEREN (GL): Mijnheer de Voorzitter! Het debat dat wij zo-even gevoerd hebben, was niet het eerste en ook niet het laatste debat over dit onderwerp. Het is een aangelegenheid die velen buiten de Staten, maar ook binnen de Staten, beroert en niet onberoerd laat. De verschillende opvattingen van de verschillende partijen zijn bekend. Zo was en is, zoals collega Fastl net nog eens uiteengezet heeft, GroenLinks niet voor de verbreding. Integendeel. Laat dat helder zijn. Wat vrijwel statenbreed wel het geval was, waren de uitspraken en de discussie die gevoerd is in februari naar aanleiding van de afspraken die in december 2010 zijn gemaakt en de besprekingen die er in december 2010 zijn geweest en de motie die daar is aangenomen. In het coalitieakkoord dat wij twee en een half jaar hebben afgesloten, hebben wij getracht die kaders zoveel mogelijk op te rekken en de invulling daarvan zo goed mogelijk te laten plaatsvinden. Aangezien het aan het Rijk is om te beslissen wat er nu verder gaat gebeuren – wij hopen dat dat de goede kant opgaat –, is het voor de Staten nu vooral de vraag of de gedeputeerde binnen de kaders, die gegeven waren in de stukken die ik net noemde en die vaker zijn genoemd, gehandeld heeft. Dat is naar ons idee het geval. Nu er in de pers en ook in deze zaal de suggestie van het tegendeel wordt geopperd, denken wij dat dat voor de rest van het onderhandelingsproces en de wens om daar verbeteringen in te bereiken, nadelig is als wij niet verklaren dat wij vinden dat de gedeputeerde binnen de kaders die hem meegeven zijn heeft gehandeld. Om die reden hebben wij gemeend motie M4 mede te moeten indienen. Wij zullen voor die motie stemmen. Om dezelfde reden zullen wij tegen de andere motie stemmen.