Een extra zetel voor natuurorganisaties werd binnengehaald door GroenLinks en andere fracties. Waarom is dat belangrijk? Jos Kloppenborg legt uit.
Geheel tegen de zin van gedeputeerde Joop Binnekamp hebben Provinciale Staten via een amendement van de ChristenUnie, GroenLinks en de Partij voor de Dieren een extra zetel in het toekomstige bestuur van het waterschap De Stichtse Rijnlanden aan de natuurorganisaties gegeven. Dat was het resultaat van een stevig debat, waar vooral VVD woordvoerder Balemans alles uit de kast haalde om het voorstel van Gedeputeerde Staten te verdedigen. Tevergeefs, want met steun van onder meer collegepartij PvdA besloten de Staten het voorstel van GS te wijzigen. Dus krijgen de natuurorganisaties straks niet 1 maar 2 ‘geborgde; zetels.
Waar gaat het om?
Eind dit jaar kiezen wij nieuwe besturen van de waterschappen volgens een nieuwe formule. Elk waterschap krijgt 30 leden in het algemeen bestuur. Daarvan zijn er zeven zogeheten ‘geborgde’ zetels. Dat zijn zetels, die vooraf worden toebedeeld aan belangengroepen zoals de landbouw (de categorie 'onbebouwd'), de bedrijven en de categorie bos/natuur. De overige 23 zetels zullen straks via algemene verkiezingen volgens een lijstenstelsel toebedeeld. GroenLinks zal daarbij mensen oproepen op de “groene lijst” te stemmen.
In de Statenvergadering van 18 februari 2008 werd een voorstel behandeld, om die zeven geborgde zetels als volgt te verdelen: drie voor de agrariërs, drie voor de bedrijven, en één voor bos/natuur. Argument van GS voor deze verdeling was dat agrariërs nu eenmaal de meeste grond hebben en de bedrijven procentueel het meeste geld betalen.
De GroenLinks-fractie vond dat dit een vreemd argument. Volgens deze logica zouden rijke mensen meer stemrecht moeten hebben dan arme; een logica die wij toch sinds het begin van de vorige eeuw achter hebben gelaten. Dat bedrijven meer betalen dat natuurbeheerders heeft alles te maken met het ook door liberalen en confessionelen gehuldigde principe “de vervuiler betaalt”. GroenLinks en ChristenUnie zetten daarom via een amendement in op een verdeling drie zetels onbebouwd – twee voor bedrijven – twee voor bos/natuur. Vooral ook omdat de belangrijkste taak van een waterschapsbestuur ligt in het maken van nieuw beleid. En voor een duurzaam waterbeleid in een eeuw van klimaatverandering is juist het opkomen voor het belang van de natuur essentieel.
CDA en VVD waren, net als het College van GS, niet alleen doof voor dit soort argumenten. Vooral de VVD wekte de indruk dat zij een aantasting van de ruime positie van de bedrijven van een ongehoorde onbeschaamdheid vond. “Dan is de balans zoek”. Toch wonderlijk dat 3-3-1 als balans wordt gezien en 3-2-2 als onbalans.
De Staten lieten zich niet van de wijs brengen. Het CU/GL/PvdD amendement werd mede ondertekend door SP, D66 en Mooi Utrecht en kreeg bovendien steun van de PvdA, en dat zijn samen net meer stemmen dan CDA/VVD/SGP.
De Utrechtse Staten zijn ‘leidend’ voor het bestuursreglement van De Stichtse Rijnlanden. Daarnaast besluiten de Staten ook over het bestuur van de waterschappen AGV (Amstel, Gooi en Vecht), Vallei en Eem, en Rivierenland. Via een motie hebben de Staten met dezelfde meerderheid aanbevolen ook in de reglementen van deze waterschappen twee geborgde zetels te geven aan de natuurorganisaties.