"Als ik aan deze coalitie denk, dan doemt het beeld op van het oudere echtpaar dat ieder jaar gaat kamperen. Ze zetten de tent op, ruimen de spullen in en ploffen neer op de stoelen voor de tent waar men dan de dagen grotendeels zwijgend doorbrengt, want alles is al eens gezegd. Ma kookt en pa slaat de dennennaalden van het doek en leent de krant bij de buren."

Zo startte Bas Nugteren zijn bijdrage aan het debat over het coalitieakkoord. Hij vervolgde:

"Maar dit jaar ging het opzetten van de tent toch niet zo gesmeerd als in vorige jaren, en ondanks de enorme routine in het opzetten van de tent, werd er over en weer wat gemopperd, de haringen staan scheef en het inruimen had ook beter gekund. Kortom, met de jaren gaat het moeizamer. Ze hebben zich al wel weer in de stoelen genesteld, maar de andere kampeerders hebben toch zo hun gedachten gekregen.

Het coalitieakkoord is naar onze mening niet alleen te laat, te veel bleef liggen, maar ook minder dan wat verwacht mag worden en had moeten zijn. Het ontbreekt aan visie en het ontbreekt aan uitwerking.

Ik begin met het gebrek aan visie. Een jaar geleden heeft het vorige college een project ingang gezet dat geresulteerd heeft in “Een strategie voor Utrecht”. Het zou een prachtig aangrijpingspunt hebben kunnen zijn om een visie te geven met betrekking tot de grote vragen waar de provincie voor staat. Minstens had men de dilemma’s kunnen oppakken. Het akkoord mist een samenhangend beeld waar men naar toe wil werken. Daardoor blijven veel van de voornemens in de lucht hangen, of komen er uit vallen, dit naar keuze.

En als men niet het eigen rapport als uitgangspunt had willen nemen, waarom dan niet goed gekeken in het begin dit jaar verschenen OESO report over de Randstad dat ook het provinciaal beleid raakt?

Gebrek aan visie, een paar voorbeelden:

1. Het Groene Hart. Wordt tweemaal genoemd en dan met name in wat financiële sfeer. Er spreekt geen enkel initiatief of daadkracht uit terwijl dit een centraal thema is. Hier hadden wij een integraal perspectief verwacht dat hoe men enthousiast verder met het Groene Hart verder gaat, uitgaande van het Uitvoeringsprogramma 2007 – 2013.

2. ‘Een strategie voor Utrecht’ benadrukt de balans tussen landelijk gebied en steden en de noodzaak ook in beleid een evenwicht aan te houden. Het is volgens dit strategierapport een centraal issue bij alle strategische keuzes van de provincie. Maar het akkoord gaat geheel niet in op deze verhouding. Utrecht en Amersfoort worden amper genoemd, alsof hier niet eenderde van de bevolking woont. De betekenis van Amersfoort en Utrecht wordt beperkt tot 'historisch waardevol'.

Deze beperking tot ‘historisch waardevol’ maakt het tot een kwalificatie van een winkelend ouder echtpaar, niet van provinciale beleidsmakers die oog hebben voor de toekomst. Die weten dat Utrecht en Amersfoort recent weer in de top stonden in de ‘Atlas van Gemeenten’ wat betreft de aanwezigheid van de creatieve klasse, de basis voor de moderne economie. Utrecht stond weer 1 en Amersfoort is negende. Dit zegt wat over de ontwikkelingen die we doormaken. Het is gaat mij te ver dat er op vijf plaatsen ingegaan wordt op bedrijfsterreinen en het woord kenniseconomie nergens valt.

3. Het is duidelijk dat het dit college ernst is met het terugdringen van knelpunten in de bereikbaarheid, maar het is vooral asfalt wat de klok slaat. De ambities voor het openbaar vervoer zijn te mager, dat terwijl in het genoemde OESO-rapport over de Randstad het gebrekkige openbare vervoer in de Randstad als wezenlijk belemmerende factor voor verdere ontwikkeling wordt gezien.

- Waar lezen we over de inzet om de samenwerking met de andere Randstadprovincies tot stand te brengen om de vervoerssystemen beter op elkaar aan te laten sluiten? Om eens één punt te noemen.

Voorzitter, het ontbreekt ook aan uitvoering. De titel “Slagvaardig samen werken aan kwaliteit en duurzaamheid” kan niet verhullen dat het in de rest van het programma ontbreekt aan slagvaardigheid, aan plannen, aan doelen. Op alle bladzijden staat vermeld “wat willen wij:” Maar wij hadden liever gezien dat er gestaan had, “wat gaan wij doen!”.

Nu zullen de vele zinnen voor de onderhandelaars ongetwijfeld een subtiele, maar duidelijke weergave zijn van wat is afgesproken en wat men gaat doen. Maar voor de lezer blijft het toch gissen bij een passage als bij Wonen: “Op plekken waar dat aan de orde is krijgt particulier opdrachtgeverschap de ruimte.”

Wat mist is inzicht in wat men gaat doen, welke gelden men vrijmaakt voor welke activiteit. Wat gaat men nu met de 350 miljoen doen die men uittrekt voor de komende vier jaar voor nieuw beleid en investeringen? Overigens, in de vorige periode was dit ruim 200 miljoen en dat was al moeilijk om te realiseren (overschotten, 2010). Is 350 miljoen überhaupt wel een reëel perspectief als we kijken naar de uitvoering?

Het akkoord geeft bedragen op portefeuilleniveau, maar niet op beleidsterreinen zoals het vorige coalitieakkoord. We lezen dat de portefeuillehouder Landelijk Gebied 70 miljoen mag verspijkeren en ook de portefeuillehouder Mobiliteit heeft 70 miljoen, maar wat gaan zij doen? De bedragen zullen toch ergens op gebaseerd zijn?

Voorzitter, wat dit betreft, het loont altijd de moeite om de diverse sites langs te lopen, kun je lezen wie er fractievoorzitter geworden is bij de VVD, kun je lezen dat geachte college Ruijs een korte onderhandelingsperiode een nadeel vond hebben, en kun je op de site van de PvdA kennis nemen van een nadere financiële toelichting op het akkoord die er natuurlijk gewoon is. En ik veronderstel dat als de PvdA deze nadere informatie heeft, dit ook geldt voor CDA en VVD.

Terecht staat dit op de site, dat is wat de kiezer wil en moet weten en bij de PvdA telt gelukkig nog iedereen mee. Maar hoe onterecht is het wel niet dat deze financiële informatie niet gevoegd is bij het akkoord dan wel er kennelijk geen deel van uitmaakt.

Dit kan werkelijk niet. Het kan niet zo zijn dat een deel van de Staten wel een overzicht heeft van de financiën van het akkoord en een ander deel niet. Ik wil dit helder hebben, die cijfers moeten zo snel mogelijk naar deze Staten toe. Want die vertaling van de voornemens in geld, is essentieel om het akkoord werkelijk te kunnen beoordelen. Is ook nodig voor deze Staten opdat wij onze kaderstellende en controlerende taak kunnen vervullen.

Om die reden wil ik een motie indienen mede ondertekend door SP, CU, D66, PvdD en MooiUtrecht:

-----------------------------------------------------------------------

De Provinciale Staten van Utrecht bijeen op 21 mei ter bespreking van het coalitieakkoord 2007 – 2011,

Constaterende:

  • Dat het coalitieakkoord geen financiële vertaling geeft van de verschillende beleidsvoornemens zoals in het vorige akkoord wel het geval was,
  • Dat er een zeer fors beroep van ca. 350 mln. over 4 jaar wordt gedaan op de algemene middelen ter financiering van dit akkoord,
  • Dat er geen directe relatie wordt gelegd tussen de beleidsvoornemens en de financiële paragraaf die op het niveau van portefeuilles wel een financiële raming geeft,

Overwegende:

  • Dat het voor integrale beleidsontwikkeling en voor integrale besluitvorming noodzakelijk is om de beleidsvoornemens in het coalitieakkoord ook financieel te kunnen beoordelen,
  • Dat hierin ook gelegen is de kaderstellende en controlerende taak van de Provinciale Staten,

Verzoekt het College van Gedeputeerde Staten tijdig voor 2 juli a.s. of zoveel eerder als mogelijk, te komen met de financiële onderbouwing op het niveau van de beleidsvoornemens, van de in het coalitieakkoord vermelde ramingen,

En gaan over tot de orde van de dag.

----------------------------------------------------------------------------------

Voorzitter, vanzelfsprekend bevat het akkoord ook goede, aansprekende zaken. Dat duurzaamheid zo’n nadruk krijgt en zelfs een portefeuillehouder, is alleen maar goed. Dat er een duidelijke toon is van partnerships zoeken, ook met gemeenten, is goed. Dat zo ingezet gaat worden op woningbouw, is goed. Al is het bijzonder merkwaardig dat wonen en stedelijke vernieuwing gescheiden zijn tussen twee gedeputeerden, dat vraagt om problemen.

Dat voortijdige schooluitval op de provinciale agenda is gekomen, is goed. Goed is dat er een zware gedeputeerde is gekomen voor de jeugdzorg en goed is ook dat de culturele samenwerking in het kader van het Rijksconvenant wordt voortgezet.

Hoe de verschillende partijen hebben bijgedragen aan dit akkoord, is voor mij niet te achterhalen. Maar ik heb de indruk dat het CDA er zich het meest in zal herkennen. Ik kijk bijvoorbeeld naar de accenten die er gelegd zijn mbt. de groene gebieden en de agrarische sector. En ‘Samenleven’ heeft ook meer een CDA, dan VVD of PvdA karakter. Niet slecht voor een partij die een kwart van de zetels bezet.

Voorzitter, ik geeft graag toe dat het de moeite waard was om het akkoord tot het einde toe te lezen. Net als bij goede literatuur tellen ook de laatste bladzijden. Ik heb het dan over de financiële paragraaf. Deze geeft aan dat de coalitie de komende vier jaar ongeveer 350 miljoen wil gaan uitgeven aan nieuw beleid en investeringen.

De 350 miljoen is opgebouwd uit 160 mln. onttrekking aan reserves, 70 miljoen extra uitkering REMU en bijna 120 miljoen vrijkomende gelden cf. meerjarenraming. Allereerst constateer ik dat de gedachte die in de oude Staten breed verspreid was, nl. om een bedrag van ca. 150 mln. te onttrekken aan de reserves, gericht in te zetten in twee tot vier grote projecten. Waren we het er niet over eens dat we in plaats van de gebruikelijke ponds-ponds gewijze verdeling, een paar grote klappers zouden moeten maken? Niets daarvan, het wordt weer gewoon verdeeld: ‘Ieder wat’, was een betere titel voor dit akkoord geweest.

En dan ligt er opeens nog eens 70 mln. extra op tafel. Een bedrag dat ruim de mogelijkheid biedt om bijvoorbeeld Soesterberg zonder enige woningbouw te saneren en in te richten als natuurgebied. Maar opvallend, in het Overdrachtsdossier stond nog vermeld dat er geen zicht op was op de REMU uitkering en de grootte van het bedrag. Kennelijk is dat nu in de afgelopen weken gewoon geregeld. Hoe zit dit nu? vraag ik u.

Deze coalitie haalt 230 miljoen uit de reserves inclusief REMU-uitkering en verdeelt deze als vanouds ponds-ponds-gewijs over de portefeuilles. Het is alsof ik het vermaledijde overdrachtsdossier lees, er is in de commissie BEM afgelopen week stevige kritiek op geuit. In dat overdrachtdossier werd voor 385 miljoen veelal geheel onhelder gefundeerde claims neergelegd. In het ons voorliggende akkoord wordt er 345 miljoen uitgegeven in de komende jaren. Een opvallend vergelijkbaarheid. En als je kijkt naar de verdeling over de verschillende portefeuilles, zijn de parallellen zeer opvallend. Sommige bedragen zijn zelfs dezelfde. Het lijkt er, kortom, op dat het overdrachtsdossier in grote lijnen is overgenomen in dit akkoord.

Ik hoor hier graag een reactie op van de onderhandelaars, mn. op de vraag, in hoeverre heeft het overdrachtsdossier een rol gespeeld in de onderhandelingen en waarom het voornemen van een beperkt aantal grote projecten in de kast is gezet.

Voorzitter, ik ga afronden.

Een akkoord met beperkte visie en onhelder in de uitvoering. Wat wil men nu eigenlijk bereiken en hoe gaat men daar aan werken? Waarop mogen wij dit college en deze gedeputeerden afrekenen?

Het is een akkoord dat naar mijn indruk vooral de verdeling van de portefeuilles omvat. Politiek zie ik dat het CDA hierbij goed gescoord heeft. Allereerst in de megaportefeuille van gedeputeerde Krol: Ruimtelijke Ordening, Stedelijke Vernieuwing en ook nog Landelijk Gebied. Ik hoop dat hij dit fysiek gaat redden. Hij ziet er gelukkig nog jong en sterk uit, maar let op uw gezondheid! En de portefeuille van gedeputeerde Raven met Financiën is ook zo’n centrale portefeuille.

“We rule this country” was eens de gevleugelde uitdrukking in de tijden van Lubbers; ik raad het CDA af om te denken: “we rule this province”. Want zoals sommigen nog wel helder voor de geest zullen hebben, de uitspraak van Van Iersel stond aan de vooravond van een grote terugval van het CDA."