Vergezeld door de burgemeester en wethouder van Montfoort, een vertegenwoordiger van LTO-Noord en de plaatselijke pers bezocht de fractie een biologische veehouderij op landgoed Linschoten. Centraal stond de vraag waarom er niet meer biologische boeren zijn in Zuidwest Utrecht. Er ontstond een interessante discussie.

Waarom zijn er in dit, bij uitstek agrarische gebied, zo weinig biologische melkveehouders? En hoe kunnen gemeente en provincie hieraan een positieve bijdrage leveren? Dat waren de vragen die de statenleden aan de orde stelden. Biologische boeren onderscheiden zich van reguliere veehouders doordat zij hun vee biologisch geteeld voer geven, geen kunstmest gebruiken en niet preventief antibiotica toedienen. Harry Schalkwijk van LTO benadrukte dat het verschil tussen biologische veehouders en het gemiddelde, niet-intensieve boerenbedrijf lang niet meer zo groot is als vroeger. De twee bedrijfstakken trekken aardig naar elkaar toe. Voor biologische veehouderij heb je wel meer ruimte nodig en die is schaars in dit gebied. Boeren moeten de ruimte houden om te groeien, maar dat geldt ook voor biologische boeren. Bert Hummel, de Montfoortse wethouder RO beaamde dat: “Je kunt niet alles conserveren want we zijn hier geen openluchtpark en entree heffen mogen we ook niet”.

Wel waren de aanwezigen het erover eens dat biologische veehouderij een waarborg biedt voor duurzame ontwikkeling van het landschap. En daar hechten niet alleen de eigen inwoners aan, ook recreanten uit de omliggende steden vinden dat belangrijk.
Bert Jansen, burgemeester van Montfoort was van mening dat er moet worden begonnen met het stimuleren van de vraag naar biologische producten. De provincie zou iets kunnen doen aan de promotie van duurzaam geproduceerde streekproducten, opperde hij.

Biologisch boeren brengt hogere bedrijfskosten met zich mee, maar als er voldoende vraag is, dan zijn de opbrengsten ook hoger. Om de risico’s te spreiden ontwikkelen veel boeren nevenactiviteiten zoals natuurbeheer, detailhandel aan huis, recreatie of zorg. De overheid kan hier een positieve bijdrage aan leveren, vonden de aanwezige agrariërs door niet teveel obstakels op te werpen bij vergunningen en bestemmingsplannen. En zo waren er meer suggesties zoals het verbeteren van de wandel- en fietsmogelijkheden in het gebied en een goede toeristische bewegwijzering.
Ina Kool vroeg zich af waarom biologische boeren niet een ander tarief zouden kunnen betalen aan het hoogheemraadschap: zij gebruiken immers geen gif en dragen daarmee bij aan een beter milieu.

De provincie stelt via de Agenda Vitaal Platteland geld beschikbaar voor duurzame, toekomstgerichte ontwikkelingen op het platteland. Voor biologische initatieven is er Bureau LaMi, een gezamenlijk project van de provincie met LTO. De fractie heeft toegezegd zich in te spannen voor het stimuleren van meer biologische initiatieven in specifiek deze regio. Ook het uitwisselen van informatie en het verbreden van kennis moet daarbij aan de orde komen. Maar het blijven indirectie maatregelen, stelde Mariette Pennarts, "want de uiteindelijke keus voor omschakeling naar biologisch kan tenslotte alleen door de boer zelf gemaakt worden".